Organische stof is de spons van de bodem en is essentieel in het vasthouden van neerslag. Neerslag is de belangrijkste vorm van vochtvoorziening die we hebben voor de teelt van voedergewassen.
Grond (zonder organische stof) houdt veel minder vocht vast dan teeltaarde; grond die organische stof bevat.
Water is ook weer een voorwaarde voor de opbouw en instandhouding van organische stof. Waar water zit, zit geen lucht. Lucht is de vijand van organische stofopbouw, omdat blootstelling aan lucht voorwaarde is om organische stof te verbranden, denk aan een houtkachel, voldoende lucht zorgt ervoor dat het hout verbrand.
Het gebruik van compost is een zeer langzame, tijdrovende en energie-intensieve wijze om het organische stof aandeel in een bodem te verhogen. Reken dat na op bovenstaande gebieden en je schrikt van de kosten. Maar het is een stap in de goede richting in het gewaarwordingsproces waar boeren doorheen gaan, wanneer ze ontdekken dat de bodem een levend organisme is.
Gebruik maken van de bodem zelf als composteerder in combinatie met het gewas dat er op groeit, is veel effectiever en het versterkt de bodemprocessen, waardoor het omzetten van plantenmassa in organische stof als vanzelf gaat. De boer trekt zich steeds meer terug uit het procesmatige deel van het vergroten van de bodemvruchtbaarheid en verplaatst zijn aandacht naar het management binnen dit proces. – Lees; hij of zij stuurt het proces maar laat de dieren, de planten, de bodem en het bodemleven het werk doen.
Als ondernemer is het van groot belang steeds te focussen op management rondom natuurlijke processen om zo het financiële bedrijfsrendement te maximaliseren.
Het bewust opzoeken en samenstellen van gewasmengsels voor groenvoerproductie is de volgende stap in het bouwen van bodemvruchtbaarheid en organische stof. Goed samenstellen van mengsels veroorzaakt positieve allelopathie; planten die elkaar positief beïnvloeden. Het effect is gemeten en levert een meer productie in droge stof/ha van grofweg tussen de 30 en 50%.
Allelopathie is een zeer belangrijke motor van natuurlijke plantengroei zonder hulpmiddelen. Het management van allelopathie bestaat uit het in stand houden van de juiste biodiversiteit van het gewas.
Het juiste management van het gewas is de volgende stap in het verbeteren van de bodemvruchtbaarheid en het organische stofgehalte van de bodem. Beweiding werkt sterk opbouwend, maaien en alles wat daarmee samenhangt niet. Het verschil zit in de wijze waarop, het verdichtende effect van machines en de rest die achterblijft.
Waarom maak ik een voorbehoud met betrekking tot beweidingsvorm. We staan aan het begin van een grote fundamentele verandering in de landbouw, waarbij we ons de beperktheid van de maakbaarheid van productie moeten realiseren. Veel beweidingsvormen zijn gericht op gemak, comfort van de boer; want hij heeft het al zo druk.
Het is een excuus om aan het werk te blijven voor de periferie. Immers het gemiddelde melkveebedrijf heeft een omzet van rond de € 430K, de ondernemer een inkomen van rond de €35K, 8% van de omzet. Dat betekent dat de gemiddelde melkveehouder 8% van zijn of haar werktijd voor zichzelf werkt en 92% van de tijd voor de periferie, hoezo zelfstandig???
Beweiding heeft meerdere doelen, korte en lange termijn doelen. Het lange termijndoel is het vergroten van de bodemvruchtbaarheid, het beste wat de huidige schakel in de familieketen kan doen voor zijn opvolgers.
Het korte termijndoel is het maximaliseren van de EIGEN TOEGEVOEGDE WAARDE (ETW) want alleen ETW vergroot het inkomen van de boer, die daarmee ondernemer wordt. Want wij kijken dan wel op naar die “ondernemers” die veel investeren, maar verkwanselen zij niet het erfgoed van hun familie, door schulden aan te gaan om de productie te vergroten?
Het beweidingsmanagement is in sterke mate medebepalend voor de droge stof opbrengst/ha, het verbeteren van de natuurlijke bodemvruchtbaarheid en de hoogte van het inkomen. Beweidingswijze verdiend daarmee onze volledige aandacht omdat het een belangrijk onderdeel vormt in het bouwen van korte- en lange termijn bodemvruchtbaarheid, vermogen en inkomen van de boer.